Zoeken in deze blog

zaterdag 16 juni 2018

Église Saint-Lucien te Pont-Saint-Maxence; Sarron (Oise 60)

Église Saint-Lucien 
te Pont-Saint-Maxence; Sarron









Bijlagen.

Eglise Saint-Martin te Bailleval (Oise 60)

Eglise Saint-Martin 
te Bailleval











Bijlagen.

Eglise Notre-Dame te Chamant (Oise 60)

Eglise Notre-Dame 
te Chamant

Geschiedenis.

Het dorp van Chamant is gekend sedert het einde van de 11de eeuw en is opgericht als parochie in 1129.  Ongeveer direct hierop volgend is de parochie van Malgenest, nu een verdwenen dorp nabij de kapel van Bonsecours ten noorden van Senlis, toegevoegd aan deze van Chaumont.  Tijdens het Ancien Regime hing de parochie af van de dekenij en het diocees van Senlis.  De begever van prebenden van het priesterambt is het kapittel van de kathedraal Notre-Dame te Senlis.  Dit patronaat is bevestigd door een pauselijke bull, gegeven door paus Lucius III op 02 juli 1182 te Vellehi.  De heerlijkheid van Chamant behoort eveneens tot het kapittel van de kathedraal tot het einde van de 15de eeuw wanneer zij verkocht is aan de Rouvroy de Saint-Simon.  Met "la Grande Jacquerie" in 1358 werd de kerk van Plessis volledig vernield.  Door de beslissing van 07 april 1368 verenigde de bisschop van Senlis, Adam III de Nemours, zijn parochie met deze van Chamant.  Le Plessis werd aldus het gehucht Plessis-Chamant.  Een beroemd persoon is in 1505 als priester benoemd te Chamant, namelijk Charles de Blanchefort, neef van kardinaal Pierre d'Aubusson.  Twee jaar later is hij benoemd als bisschop van Senlis.
De Franse Revolutie is zonder gevolg gebleven op de uitoefening van de cultus te Chamant wat heel uitzonderlijk is daar onder de Terreur het merendeel van de kerken veranderd werd in tempel van de Rede in de herfst van 1793 en de katholieke cultus verboden werd tot de lente van 1795.  De priesters die de eucharistieviering verder celebreerden, riskeerden een verbanning.  Te Chamant had de pastoor, Antoine Henry Arnould Bloquet, die priester was sedert 1784 geen vrees daar hij adjunct burgemeester was sedert de stichting van de gemeente.  In navolging van 4/5 van de priesters van het diocees van Senlis, heeft hij de eed afgelegd op de burgerlijke grondwet van de geestelijkheid maar deze handeling heeft hen zelden beschermd tegen represailles in geval van een weigering.  De pastorij dat samengesteld was met 2 vleugels van vermoedelijk de 18de eeuw, en een grote toren van de 16de eeuw, werden als nationaal goed verkocht aan een landbouwer van Chamant.  Het Concordaat van 1801 vereeuwigt de vrijheid van cultus en brengt de aansluiting van het departement de Oise aan het diocees van Amiens met zich mee.  De bisschoppelijke zetel van Senlis wordt afgeschaft.
Na het vertrek van pastoor Bloquet in 1811 blijft het priesterambt te Chamant vrij.  De parochiale diensten worden waargenomen door een vicaris van Senlis en de oude religieuzen van de abdij Saint-Vincent te Senlis welke ontbonden geweest is met de Revolutie.  Op 27 juni 1815 wordt Chamant geplunderd door Pruisische troepen.  In 1816 wordt er een priester benoemd met pastoor Vimeux die erg geliefd was bij de bevolking en blijft er tot 1833.  Met eigen middelen koopt hij de pastorij terug en installeert er zich.  In 1822 wordt het diocees van Beauvais hersteld en hergroepeert alle parochies in de Oise.  Gedurende een lange periode, tot 1856 blijft het priesterambt opnieuw vrij.  In 1884 wordt pastoor Crétenet geschorst vanwege het beledigen van één van de kinderen die zijn eerste communie voorbereidde.  Ter vervanging benoemde men Ernst Boulanger, nog onervaren, om de gemoederen te kalmeren en die ook het vertrouwen won van de bevolking.  Bij de uitvoer van de wet op de scheiding van Staat en Kerk in 1905 nam hij een harde houding aan.  Tijdens WO I toonde hij zijn moed en medelijden, en in 1928 ging hij op rust na 44 jaar dienst.  Op 29 september 1929 overleed hij en werd er ter zijner ere een gedenkplaat aangebracht.
Gedurende lange tijd werd hij niet vervangen en de leraars van Saint-Vincent zorgden opnieuw voor de parochiale diensten.  In de loop van de 20ste eeuw werden de parochies van Barbery en Mont-l'Evèque definitief aan de parochie van Chamant toegevoegd.  De laatste priester was Gérard Nablet die in 2004 op pensioen ging maar tot zijn dood in 2012 actief bleef.  Reeds in 1996 verloren de parochies van Barbery, Chamant en Mont-l'Evèque hun onafhankelijkheid en werd er een nieuwe parochie gesticht namelijk Saint-Rieul van Senlis.
Volgens Dominique Vermand is geen enkel deel van de huidige kerk voorafgaand aan de stichting van de parochie in 1129.  Eugène Müller veronderstelt dat de basis van de klokkentoren teruggaat tot einde 11de eeuw of begin 12de eeuw en steunt zich hierbij op de zuilen met kapitelen.  Louis Graves die de kerk bezocht voor haar laatste verandering, vermeld 2 korte transeptarmen en vermeldt later dat een kapel van de 16de eeuw de basis van de klokkentoren flankeert in het noorden.  Geen enkele andere auteur komt terug op het voorgaande bestaan van een noordelijke kruisbeuk waarschijnlijk genegeerd door het bestaan van een Romaanse boog ten noorden van de basis van de klokkentoren.  Buiten de basis en de twee eerste verdiepingen die langs het noorden niet volledig zichtbaar zijn, zou de noordelijke muur van het schip eveneens kunnen teruggaan tot de eerste kerk. 
De vensters zijn herdaan tijdens het 2de kwart van de 16de eeuw maar de sporen van 2 kleine, dichtgestopte vensters blijven zichtbaar aan de buitenzijde.  De verdieping van de klokken is op 1125 gedateerd volgens Müller terwijl Dominique Vermand een iets latere constructiedatum voorstelt.  De stenen spits is in alle geval geïnspireerd door de zuidelijke toren van de kathedraal van Senlis maar behoort niet meer tot de Romaanse periode.  Volgens Vermand is deze niet van voor het einde van de 12de eeuw.
Na zijn beëindiging rond 1200 stelt de kerk zich samen met een schip zonder zijbeuken, met een basis van de klokkentoren die het voorkoor inhoudt, en een apsis die misschien een vlak kooreinde had zoals het huidige koor te Avrechy, Francastel, Saint-Rieul van Louvres, Monchy-Saint-Eloi, Noël-Saint-Martin, Ormoy-Villers, Rocquemont en Saint-Christophe-en-Halatte.  Een 1ste herwerking vond plaats op het einde van de 13de eeuw wanneer de Romaanse apsis is vervangen door een Gotisch koor.  De opvulling van de vensters houdt bovenaan een veellobbige oculus in die men niet gebruikte voor 1255-1260 te Saint-Amand-sur-Fion en in de 7de noordelijke kapel van het schip van Notre-Dame te Parijs.  De lobben in een halfronde vorm verwijzen naar een datum van rond 1260 voor het koor van Chamant.  Over de gevolgen van de Honderdjarige Oorlog weet men niet zoveel.  De kerk zou ernstig beschadigd zijn met "la Grande Jacquerie".  Wat men met zekerheid weet is dat de bisschop van Senlis op 07 april 1368 beslist heeft om de kerk te laten herstellen op een moment dat men afstand deed van de kerk van Plessis. 
Tijdens de 1ste helft van de 16de eeuw is de kerk vergroot.  Vooreerst zou de kapel van de Maagd opgericht zijn ten zuiden van de basis van de klokkentoren en het koor.  Vervolgens is een nieuw schip met een zijbeuk gebouwd.  Niets wijst erop dat deze laatste gedeelten nooit zijn overwelfd.  Zoals de beschrijving aan de binnenzijde aantoont, is de datering van de verschillende elementen niet altijd vanzelfsprekend en weinig elementen kunnen met zekerheid gedateerd zijn van de 16de eeuw.  Dit betreft het portaal en de grote boogreeksen.
In 1857 wordt het graf van de 1ste vrouw van Lucien Bonaparte van het park van het kasteel van Plessis-Chamant overgebracht naar de kapel van de Maagd.  Het geheel van de kerk is tussen 1863 en 1877 gerestaureerd dankzij de gulheid van de keizer.  Deze werken worden geleid door Philippe Bruslé als architect-decorateur, van Senlis.  Zij wijzigen spijtig genoeg het karakter van het schip en de zijbeuk waarvan al de vensters herdaan worden en het vlakke plafond is vervangen door valse, platte ribgewelven.  Het geschilderde decor en de polychromie zijn meer in de stijl van de minnezangers.  De doopkapel en de westelijke tribune van het schip zijn waarschijnlijk tijdens de restauratie aangebracht.  Rond 1900 wordt de kerk opnieuw geschilderd.  De kerk wordt op 04 mei 1921 geklasseerd als historisch monument.  Eind augustus 1944 wordt de kerk beschadigd door de bombardementen met de gevechten tijdens de bevrijding.  In 1979 wordt door een lokale kunstenaar, het portaal gerestaureerd alsook de vensters dankzij de vergoedingen van de oorlogsschade.



Beschrijving.
Regelmatig georiënteerd  stelt de kerk zich samen met een schip van 4 traveeën met 1 zijbeuk in het zuiden; met de basis van de klokkentoren ook dienstdoend als 1ste koortravee; met een rechthoekig koor van 1 travee; met de kapel van de Maagd met 2 traveeën, gesitueerd als vervolg van de zuidelijke travee; en de doopkapel voor de 1ste travee van de zijbeuk.  De sacristie bezet de hoek tussen het kooreinde van het kapel van de Maagd en de zuidelijke koormuur.  Een westelijke tribune vormt een bijkomende travee.  De basis van de klokkentoren is overwelfd met ribben.  De kapel van de Maagd bezit 2 ribgewelven van de 1ste helft van de 16de eeuw.  De andere gewelven zijn valse neogotische ! De kerk bezit 1 enkele ingang aan het zuidelijke portaal in de 2de travee van de zijbeuk.  De structuur van de daken is van een grote eenvoud.  De 2 beuken zijn voorzien van 1 dak met 2 hellingen in loodrechte zin, met een afwijking op het niveau van de kapel van de Maagd.


De klokkentoren.
Uitzonderlijk zijn de Romaanse kerken van basicaal plan in de regio zoals te Cinqueux, Rhuis en Saint-Rémy-l'Abbaye.  De kleine plattelandsdorpen nemen over het algemeen een eenvoudig plan aan met een éénbeukig schip, een basis van de klokkentoren en een apsis te Chamant.  Geregeld zijn de basissen van de klokkentorens veranderd in een kruising van het transept door toevoeging van 2 kapellen.  In de omgeving verheffen zich verschillende andere klokkentorens zich boven de 1ste koortravee en zijn nog vrij aan één zijde zoals te Béthisy-Saint-Martin, Saintines, Saint-Vaast-de-Longmont en Villers-Saint-Frambourg.  De klokkentoren van Chamant bezit 3 verdiepingen wat ook heel zeldzaam is maar kan men niet gaan vergelijken met het merendeel van de andere klokkentorens van deze kleine groep die 2 of 3 verdiepingen met versierde bogen bezitten.  De klokkentoren van Chamant bezit 2 tussenliggende verdiepingen.  De 1ste verdieping is van heel geringe hoogte en enkel zichtbaar vanuit het noorden waar deze doorbroken wordt met een nauwe mijterboog.  De 2de verdieping is doorbroken op iedere zijde met 2 hoge en tegelijk nauwe rondbogen.  Net voor het einde van de 2de verdieping beëindigen de steunberen door een lange waterlijst.  Op de grens tussen de twee, eerste verdiepingen zijn zij gescandeerd door een bandlijst met een schuin afgewerkte gootklos.  Deze gootklos bevindt zich op de overgang tussen de 2de en de 3de verdieping alsook op het niveau van de imposten van de bogen van deze verdieping.
De klokkenverdieping is van een grote strengheid.  Er bevinden zich geen colonnetten met kapitelen aan de hoeken, noch steunberen en brede muurwanden scheiden de bogen, aan de hoeken.  Iedere zijde is opengewerkt met 2 paarsgewijze korfbogen die onder een ontlastingsboog zijn onderverdeeld in 2 nauwe boogreeksen, door een colonnet met kapiteel die een timpaan ondersteunen.  Deze samenstelling vindt men terug te Jaux en Saint-Vaast-de-Longmont en met een rijkere versiering te Béthisy-Saint-Martin, Glaignes, Néry en Orrouy.  Enkele cilinders zijn achthoekig.  De kapiteellichamen van de kapitelen zijn gebeeldhouwd met hoekknoppen en eierlijsten die eenvoudige en relatief archaïsche motieven hebben.  Deze zouden wijzen op een hoge datering van de 12de eeuw.  Ongeveer onmiddellijk onder de vensterbogen beëindigt een gootklos samengesteld met een schuin afgewerkte band en 10 kubische kraagstenen per zijde de verdieping.  Om de overgang van het vierkante plan naar het achthoekige mogelijk te maken zijn de trompen aan de binnenzijde van de hoeken en 4 piramiden rond de spits geplaatst.  Deze zijn bekroond met schijfbloempjes kenmerkend voor de Gotische stijl.  De zijden van de piramides en de spitsen zijn bekroond op 1 aanzet per 2 met trapeziums in bas-reliëf.  Enkel op de spits zijn de boogreeksen tussen 2 zijden versierd met een voetring.  Waterspuwers onder de vorm van grijnzende gezichten staan uitstekend op de tussenruimte tussen de piramides en de spits.  De waterspuwers duiden eveneens op de Gotische stijl.  Dit is eveneens het geval voor de 4 open frontons die het laagste gedeelte van de spits tussen 2 piramides versieren.  Zij hebben rechthoekige openingen en zijn voorzien van een fronton doorbroken met een driepas en bekroond met schijfbloempjes.  Bovenaan deze dakvenstertjes zijn de 8 zijden van de spits opengewerkt door 3 rijen van rechthoekige openingen en een rij van oculi.






Noordelijke verheffing.
In het noorden blijven de sporen van 2 kleine dichtgestopte vensters zichtbaar tussen de 1ste en de 2de alsook tussen de 2de en de 3de venster zichtbaar.  Deze oude vensters zijn merkwaardig genoeg in korfboog.  Het metselverband is gevormd met bepleisterde breukstenen en het gebruik van maatstenen is gereserveerd voor de hoekverbindingen.  Na de 1ste aanzetten (lagen) vallen de muren terug door een schuinte.  De steunberen vindt men enkel terug in het noorden en aan de hoeken waar zij met een schuine strook zijn geplaatst.





Bronnen.

- Eugène Müller in Senlis et ses environs; Senlis 1894, te lezen in www.bmsenlis.com
- Louis Graves in Prècis statistique sur le canton de Senlis, arrondissement de Senlis; Beauvais 1841, te lezen in books.google.fr.
- Dominique Vermand in Eglises de l'Oise:Cantons de Chantilly et Senlis; Beauvais 2002.

Bijlagen.

Église Saint-Martin te Bonneuil-en-Valois (Oise 60)

Église Saint-Martin 
te Bonneuil-en-Valois

Geschiedenis.

De kerk is geplaatst onder het patronaat van Sint-Maarten van Tours.  In 1052 of 1053 vertrouwt Heddon, bisschop van Soissons van 1052 tot 1064, de kerk van Bonneuil-en-Valois toe aan Raoul III de Vexin, graaf van Valois, misschien in de hoop dat deze ze reconstrueren.  Maar Raoul III behoudt deze kerk niet voor lange tijd.  Door een charter van 1053 schenkt hij deze aan de priorij Saint-Arnoul van Crépy-en-Valois die aldus de begever van de prebenden voor het priesterambt wordt.  Tijdens het Ancien Régime hangt de priorij af van de dekenij van Coyolles, van de aartsdekenij van La Rivière en het diocees van Soissons.  De Franse Revolutie brengt de aanhechting van alle parochies van het departement van de Oise aan het diocees van Beauvais met zich mee die met het Concordaat van 1801 afgeschaft wordt en vervolgens in 1822 opnieuw in ere hersteld.
Niets resteert nog van de kerk die bestond in het midden van de 11de eeuw.  Zij is rond 1120 volledig gereconstrueerd in de Romaanse stijl.  Deze kerk bezit een basicaal schip dat niet overwelfd is en 5 traveeën bezit.  De gevel en de grote boogreeksen in het noorden zijn vandaag de laatste restanten met eveneens een zijdelingse klokkentoren ten noorden van het koor.  Van het koor in deze periode weet men niets meer af.  In de loop van het laatste kwart van de 12de eeuw is deze vervangen door een nieuw, in de eerste Gotische stijl dat zich samenstelt met 3 traveeën waaronder een rechthoekige apsis met vlak kooreinde en waarbij de 2de travee naast een kleine, vierkante kapel aan de noordelijke zijde, naast de basis van de klokkentoren.  Rond 1200 is een andere vierkante maar grotere aangebouwd ten zuiden van de 2, eerste koortraveeën.  Zij vertoont zich aan de buitenzijde als een zuidelijke kruisbeuk van het transept.  In de loop van de 16de eeuw ondergaat de kerk belangrijke wijzigingen met een asymmetrisch schip en waarbij de 2, eerste koortraveeën van het koor in één enkele travee wordt omgezet.
De eerste wijzigingen, na 1530, verklaren zich door de slechte staat van het gebouw naar aanleiding van de Honderdjarige Oorlog en verwijzen naar gedeeltelijke vernielingen.  Zij betreffen de totale reconstructie van de beide zijbeuken van het schip; de 2 laatste boogreeksen ten noorden van het schip die door 1 enkele boog van grote omvang is vervangen; en de 2 eerste koortraveeën waarvan de gewelven en de steunen zijn afgebroken en plaats gelaten hebben voor de basissen ten noorden van de tussenliggende gordelboog.  De basissen zijn u de enige getuigen van de oude staat van het koor.  De 2 gewelven zijn vervangen door een laat flamboyant gewelf begrensd door 2 eveneens flamboyante gordelbogen ten westen en ten oosten.  De steunen van de gordels zijn slecht aangebracht en moesten enkele jaren later vervangen worden.  De herneming luidt de 2 herwerkingscampagnes in die in de Renaissancestijl wordt uitgevoerd.  Het bestaan van 2 te onderscheiden campagnes is bewezen door de onsamenhangendheid tussen de gordelbogen en hun steunen, en door het verschillend profiel van de zuidelijke gordelboog naar de zuidelijke kruisbeuk toe die eveneens herdaan is.  Men stelt zich niet tevreden om de gebreken op te lappen maar men richt nieuwe, grotere gordelbogen op ten zuiden van het schip en voorziet een ribgewelf.  Ondanks deze slecht bedachte tussenkomsten blijft de kerk van grote interesse.  Op 20 januari 1913 is de kerk als historisch monument geklasseerd.  De integrale restauratie is sedert 2014 van start gegaan.  Einde 2016 zijn de daken en de buitenste verheffingen reeds voltooid met uitzondering van de zuidelijke zijbeuk.



Beschrijving.
De kerk is geplaatst onder het patronaat van Sint-Maarten van Tours.  In 1052 of 1053 vertrouwt Heddon, bisschop van Soissons van 1052 tot 1064, de kerk van Bonneuil-en-Valois toe aan Raoul III de Vexin, graaf van Valois, misschien in de hoop dat deze ze reconstrueren.  Maar Raoul III behoudt deze kerk niet voor lange tijd.  Door een charter van 1053 schenkt hij deze aan de priorij Saint-Arnoul van Crépy-en-Valois die aldus de begever van de prebenden voor het priesterambt wordt.  Tijdens het Ancien Régime hangt de priorij af van de dekenij van Coyolles, van de aartsdekenij van La Rivière en het diocees van Soissons.  De Franse Revolutie brengt de aanhechting van alle parochies van het departement van de Oise aan het diocees van Beauvais met zich mee die met het Concordaat van 1801 afgeschaft wordt en vervolgens in 1822 opnieuw in ere hersteld.
Niets resteert nog van de kerk die bestond in het midden van de 11de eeuw.  Zij is rond 1120 volledig gereconstrueerd in de Romaanse stijl.  Deze kerk bezit een basicaal schip dat niet overwelfd is en 5 traveeën bezit.  De gevel en de grote boogreeksen in het noorden zijn vandaag de laatste restanten met eveneens een zijdelingse klokkentoren ten noorden van het koor.  Van het koor in deze periode weet men niets meer af.  In de loop van het laatste kwart van de 12de eeuw is deze vervangen door een nieuw, in de eerste Gotische stijl dat zich samenstelt met 3 traveeën waaronder een rechthoekige apsis met vlak kooreinde en waarbij de 2de travee naast een kleine, vierkante kapel aan de noordelijke zijde, naast de basis van de klokkentoren.  Rond 1200 is een andere vierkante maar grotere aangebouwd ten zuiden van de 2, eerste koortraveeën.  Zij vertoont zich aan de buitenzijde als een zuidelijke kruisbeuk van het transept.  In de loop van de 16de eeuw ondergaat de kerk belangrijke wijzigingen met een asymmetrisch schip en waarbij de 2, eerste koortraveeën van het koor in één enkele travee wordt omgezet.
De eerste wijzigingen, na 1530, verklaren zich door de slechte staat van het gebouw naar aanleiding van de Honderdjarige Oorlog en verwijzen naar gedeeltelijke vernielingen.  Zij betreffen de totale reconstructie van de beide zijbeuken van het schip; de 2 laatste boogreeksen ten noorden van het schip die door 1 enkele boog van grote omvang is vervangen; en de 2 eerste koortraveeën waarvan de gewelven en de steunen zijn afgebroken en plaats gelaten hebben voor de basissen ten noorden van de tussenliggende gordelboog.  De basissen zijn u de enige getuigen van de oude staat van het koor.  De 2 gewelven zijn vervangen door een laat flamboyant gewelf begrensd door 2 eveneens flamboyante gordelbogen ten westen en ten oosten.  De steunen van de gordels zijn slecht aangebracht en moesten enkele jaren later vervangen worden.  De herneming luidt de 2 herwerkingscampagnes in die in de Renaissancestijl wordt uitgevoerd.  Het bestaan van 2 te onderscheiden campagnes is bewezen door de onsamenhangendheid tussen de gordelbogen en hun steunen, en door het verschillend profiel van de zuidelijke gordelboog naar de zuidelijke kruisbeuk toe die eveneens herdaan is.  Men stelt zich niet tevreden om de gebreken op te lappen maar men richt nieuwe, grotere gordelbogen op ten zuiden van het schip en voorziet een ribgewelf.  Ondanks deze slecht bedachte tussenkomsten blijft de kerk van grote interesse.  Op 20 januari 1913 is de kerk als historisch monument geklasseerd.  De integrale restauratie is sedert 2014 van start gegaan.  Einde 2016 zijn de daken en de buitenste verheffingen reeds voltooid met uitzondering van de zuidelijke zijbeuk.


De klokkentoren.
De kerk bezit een zijdelingse klokkentoren, ten noorden van het koor, en geen open centrale klokkentoren, kenmerkend voor het grootste gedeelte van de kerken van de 12de en de 13de eeuw, in het noorden van het historische Île-de-France. 
De basis van de klokkentoren met zijn tongewelf vormt het oudste gedeelte van de kerk.  Ook vindt men hier geen enkel spoor terug van een venster aan de noordelijke zijde.  Boven de basis verheffen zich 3 verdiepingen.  Er is een horizontale scandering tussen de 1ste en de 2de verdieping, en tussen de 2de en de 3de verdieping.  De platte steunberen vallen terug langs een schuinte aan de overgang van de 1ste verdieping en beëindigen zich door een talud bovenaan de 2de verdieping zoals het de gewoonte was in de Romaanse periode, is de bovenste verdieping vrij van steunberen.  De 1ste verdieping vormt een soort van tussenverdiep, enkel met als doel om de toren voldoende hoogte te geven.  Hij is opengewerkt met 1 enkele rondboog in het midden van de noordelijke en westelijke zijde.  Een rij van spijkerkoppen kenmerkt het begin van de 2de verdieping.  Deze is echter in het westen herwerkt geweest en zijn bogen zijn volledig dichtgestopt in het oosten.  Aan de noordelijke zijde bemerkt me nog de oorspronkelijke opvatting.  Deze is doorbroken met 2 relatief nauwe rondbogen die breder schijnen te zijn dankzij de verlenging met colonnetten met kapitelen die de torische archivolten ondersteunen.  Een gootklos met modillons beëindigt de 2de verdieping uitgezonderd ten westen waar nog enkel een tablet overblijft.  De 2de verdieping is opengewerkt met 2 paarsgewijze bogen per zijde waarbij de archivolten zijn gebeeldhouwd met een rij van gebroken staven zoals te Courcelles-sur-Viosne en Labruyere, en met een rij van spijkerkoppen.  De gebroken staven zijn geregeld gebruikt bij de portalen.  Deze versiering is aan de oostelijke zijde verdwenen en het is nog enkel in het noorden dat elk van de bogen nog steeds versneden is in 2 nauwe boogreeksen door een centrale colonnet en een timpaan.  Deze geregeld voorkomende samenstelling treft men eveneens aan te Auger-Saint-Vincent, Béthisy-Saint-Martin, Chamant, Glaignes, Heilles, Jaux, Labruyere, Marolles, Morienval, Néry, Orrouy, Saintines en Saint-Vaast-de-Longmont.  Zoals de archivolten verdelen de 2 bogen eenzelfde colonnet voor een tussenstijl, de nauwe boogreeksen verdelen eenzelfde colonnet in het midden wat een totaal van 9 colonnetten met kapitelen per zijde van de klokkentoren geeft.  De hoogste verdieping beëindigt zich eveneens door een gootklos met modillons die op verschillende wijzen verdeeld zijn maar als bijzonderheid is de tablet met 4 rondbogen tussen 2 modillons uitgehold.  De oorspronkelijke overdekking moest een piramide in steen geweest zijn.




De westelijke gevel en de zijdelingse verheffingen.
De westelijke gevel van het schip is begrensd met 2 platte Romaanse steunberen waarvan deze links herdaan is op gans zijn bovenste gedeelte.  De gootmuren van het schip bezitten geen steunberen.  Boven de grote westelijke boog loopt een reeks van violetbloemen die zich verderzetten op een kort deel op het niveau van de imposten.  Deze versiering, geregeld vergezeld met sterren of diamantpunten, is kenmerkend voor de 12de eeuw en bevindt zich eveneens op de klokkentoren te Angy, op het kooreinde van Bailleval, op het zuidelijke portaal van Bury, bovenaan de noordelijke vensters van het schip van Cambronne-lès-Clermont en Marolles, op de westelijke portalen van Nointel en Saint-Vaast-de-Longmont,... en bij de ribben in het koor van Bonneuil-en-Valois ! Het portaal vormt een licht uitstekend geheel dat versierd is met een korte talud en zonder fronton.  Dit vooruitstekend gedeelte is sterk gewijzigd met de constructie van het portiek dat reeds lange tijd verdwenen is.  Boven de archivolt is het portaal gescandeerd door een schuin afgewerkte tablet dat onderbroken is door een verminkt bas-reliëf van de Liefdadigheid van Sint-Maarten.  De heel archaïsche archivolt is met 2 rijen van niet versierde sluitstenen met daarboven een band van schuin afgewerkte graten.  De rij van de onderste sluitstenen valt direct terug tot op de bevloering.  De bovenste booggordel wordt opgevangen door een dubbele, schuin afgewerkte tablet samen met deze van de binnenste booggordel waartussen 2 colonnetten met kapitelen zijn ingeplant.  De colonnetten zijn monoliet en de kapiteellichamen zijn gebeeldhouwd met hoekkrullen en ruwe palmetten, aan de krullen verbonden door de fijne twijgen.



De noordelijke gootmuur bezit een gootklos met modillons zoals bij de 2de verdieping van de klokkentoren en bovenaan de vensters vindt men dezelfde violetbloemen terug zoals bij de westelijke boog van het schip.





Apsis.
Op de zowel zuidelijke als noordelijke apsis alsook op de noordelijke kapel vindt men een gootklos terug in de Romaanse traditie die zich samenstelt met een ingewerkte voetring en kleine rondboogreeksen die terugvallen op de grijnzende maskers.  De bogen van de boogreeksen zijn gebeeldhouwd met spijkerkoppen.  De vensters bezitten een insprong naar buiten toe.  Deze van de apsis zijn begrensd met 2 colonnetten met kapitelen, van hetzelfde type als aan de noordelijke kapel, met daarboven een torische archivolt alsook een rij van violetbloemen die zich zijdelings verderzet tot aan de steunberen.  De grens van deze verlenging is benadrukt door een waterlijst met een ingewerkte voetring die rond de steunbeer loopt.  Deze steunberen met uitsprong zijn karakteristiek voor de 1ste Gotische periode.  Minder breed van hetzelfde type zijn de steunberen van de noordelijke kapel.  Hun uitsprong is omringd met een voetring, zonder dekstukken noch kapitelen.  Boven de bogen loopt een band met lijstwerk die zich samenstelt met 2 lijstjes gescheiden door een hollijst en zich horizontaal verderzet op het niveau van de imposten vooraleer verticaal naar beneden te lopen met 2 aanzetten in de lengte van de steunberen.  Hier kenmerkt geen enkele band de grens van de overgang.





Bronnen.
- Eugène Lefèvre-Pontalis in L'Architecture religieuse dans l'ancien diocèse de Soissons au XIe et au XIIe siècle, tome II; Editeur, E. Plon, Nourrit et Cie; Paris 1897 te lezen in worldcat.org.
- Dominque Vermand in Eglises de l'Oise, canton de Crépy-en-Valois:Les 35 clochers de la Vallée de l'Automne; Départemental de Tourisme de l'Oise 1996.

Bijlagen.