Zoeken in deze blog

donderdag 28 februari 2019

Eglise Saint-Quentin te Tournai (Hainaut)

Eglise Saint-Quentin 
te Tournai

Beschrijving.
De kerk Saint-Quentin, gebouwd rond 1200, is een éénbeukige kruiskerk met een zware vieringtoren.  Zwaar beschadigd in mei 1940 werd deze kerk nadien ingrijpend hersteld en deels gereconstrueerd.  
De massiviteit van de vieringtoren, kenmerkend voor de Doornikse stijl, is heel opvallend.  Kleine vensters boven de aanpalende daken verlichten de centrale ruimte.  Hierboven steken aan iedere zijde 4 galmgaten, gevat tussen lijsten die onder de polygonale hoektorentjes doorlopen.





De westgevel, geflankeerd door 2 hoektorens, is een vrije reconstructie op basis van vroegere sporen.






De 5 traveeën tellende, vlak overzolderde middenbeuk behoort tot het romaanse gedeelte, maar is eveneens geconstrueerd.  De lichtinval is overvloedig door 2 rijen hoge vensters.  We staan hier op de drempel van de gotische periode, zoekend naar maximale muurdoorbrekingen.  Rondboognissen omvatten de benedenvensters, verwijzend aan de scheibogen van een basicale kerk.  Het natuurstenen parament is zoals bij vele vernieuwde kerken in Doornik, ruw gelaten, wat evenwel indruist tegen de romaanse opvattingen. 















Bijlagen.

woensdag 27 februari 2019

Sankt Cäcilienkirche te Keulen (Nordrhein-Westfalen)

Sankt Cäcilienkirche 
te Keulen

Geschiedenis en beschrijving.
De Sankt Cäcilienkirche en de naastgelegen Sankt Petruskirche vormen samen de enige overgebleven 'kerkentweeling' van Keulen.  Dit was een kerkengeheel van een stiftkerk en een parochiekerk.  Voor de secularisatie van 1802 waren de 2 kerken naast elkaar in Keulen een veelvoorkomend verschijnsel.  Tijdens de Franse periode werden alle kloosters gesloten en moest op last van de overheid één van beide verdwijnen, dan wel de parochiekerk of de stiftkerk.
De oorsprong van het kerkgebouw gaat terug tot de 9de eeuw toen er omstreeks 880 een vrouwenklooster werd opgericht door aartsbisschop Willibert, en dit op de restanten van een Romeins badhuis.  Lange tijd werd verondersteld dat op deze plaats de 1ste Keulse dom stond.  Archeologisch onderzoek wees echter uit dat deze veronderstelling wordt uitgesloten.  Er werden echter fundamenten gevonden van een rechthoekige kerk, die waarschijnlijk deel uitmaakte van een klooster.
Oorkonden van het stift uit de 10de eeuw maken melding van een erfenis in het jaar 965 van aartsbisschop Bruno de Grote van een som geld ten behoeve van de voltooiing van een kerkgebouw.  Rond deze periode kwam eveneens de crypte tot stand.  
Dit Ottoonse bouwwerk moest echter in de 12de eeuw wijken voor een staufische nieuwbouw.  Het bouwwerk onderscheidt zich duidelijk van de andere grote romaanse kerken in Keulen.
In 1474 werden de gebouwen overgedragen aan de Augustinessen daar hun klooster tijdens de oorlog van Karel de Stoute, Bourgondisch hertog, tegen de stad Neuss, ontruimd en afgebroken werden.  Zij zorgden voor de bouw van de sacristie en vervingen het houten romaanse plafond van het middenschip door gewelven.  Het oorspronkelijk tot het klooster behorende schilderij van Stephan Lochner "Madonna met het viooltje", bevindt zich tegenwoordig in de collectie van het aartsbisschoppelijk museum Kolumba.
In de 19de eeuw werden tijdens de secularisatie  de kloostergebouwen in gebruik genomen door het 1ste Keulse ziekenhuis.  In 1843 werden de gebouwen afgebroken.  Met de Sankt Cäcilienkirche als kapel voor het ziekenhuis werd in 1848 een nieuw ziekenhuis gebouwd.  
De voormalige hoofdingang werd samen met de westelijke gevel na afbraak van het klooster in neoromaanse stijl herbouwd.  Het portaal is nu dichtgestopt en in 1980 ontwierp de kunstenaar Harald Naegeli op de blinde muur van het portaal zijn kunstwerk "Totentanz".



Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd de kerk voor het grootste gedeelte verwoest.  Op enige afwijkingen na werd de kerk in de vooroorlogse toestand gereconstrueerd.  Ook kreeg het middenschip niet de gewelven terug maar een vlak houten plafond.
Het gebouw is tegenwoordig een eenvoudige, driebeukige pijlerbasiliek.  Bij deze kerk ontbreekt echter het transept.

  
De zuidelijke zijbeuk wordt met een ronde apsis afgesloten.


De noordelijke zijbeuk komt uit op een in 1479 gebouwde sacristie uit.  Hier bevond zich aanvankelijk de oorspronkelijke apsis.  In het koor van de hoofdbeuk zijn nog sporen van fresco's terug te vinden die echter door de oorlogsomstandigen, met de bombardementen nog nauwelijks te herkennen zijn.
Het schip bezit een houten plafond, de zijbeuken hebben kruisribgewelven.  Het ter ere van de heilige Cecilia vervaardige tympaan boven het noordelijke portaal is een kopie van het originele van 1160 dat zich in het museum bevindt.  De mijterboog is nog een restant van de Ottoonse voorganger van de kerk.







Bijlagen.

maandag 25 februari 2019

Eglise Saint-Brice te Tournai (Hainaut)

Eglise Saint-Brice 
te Tournai

Geschiedenis.
De kerk dateert van het laatste kwart van de 12de eeuw.  In het begin van de 13de eeuw werd het romaanse koor vervangen door een vroeggotisch hallenkoor met kruisribgewelven.  De klokkentoren werd in de 15de eeuw toegevoegd.  Deze deed dienst als belfort voor de rechteroever van de Schelde, zolang dit stadsdeel buiten het eigenlijke Doornik viel maar nog in het kwartier binnen de 12de eeuwse stadsomwalling.
De kerk werd zwaar gehavend door de bombardementen in mei 1940.  P. Rolland en S. Brigode leidden de reconstructiewerken van 1942 tot 1954.  
Tijdens het archeologisch onderzoek vond men de funderingen terug van een preromaanse driebeukige pijlerbasiliek, alsook de romaanse crypte.  Deze heeft een plan van 11,50 op 6,30 meter, omvat 2 beuken van 4 traveeën, met 3 ronde pijlers met bladkapitelen.  Het is mogelijk dat deze crypte als oudste gedeelte van de romaanse kerk tot stand kwam rond 1125. 

Beschrijving.
De driebeukige kerk is van het basicale type.  Zij is voornamelijk romaans met verschillende gotische elementen.  De klokkentoren is door een hoogschip verbonden met de vieringtoren.




  
De wanden van de middenbeuk tellen, net zoals bij de Sint-Piatkerk , 3 zones met centraal een schijntriforium, met afwisselend enkele en dubbele rondboognissen.  Ook tussen de bovenvensters bevinden zich blindnissen.  De scheibogen zijn reeds lichtjes spitsboogvormig.  Ze behoren tot de vroegste spitsbogen in België, daterend van het einde van de 12de eeuw.  
Het koorgedeelte telt 3 even hoge beuken.  Gebouwd in het 1ste kwart van de 13de eeuw is dit het oudste voorbeeld in België van een hallenkerktype.  Deze omvat een ruimtelijke opbouw die later in Vlaanderen veelvuldig zal worden toegepast.  Dit gedeelte is reeds overkluisd met gotische gewelven.



Bronnen.
- Jean-Pierre Esther en Geert Bekaert in België romaans; Uitgeverij Hadewijch; Antwerpen-Baarle 1992.
- Jean Roubier en Alain Courtois in Romaanse kunst in België; Uitgeverij Vokaer; Brussel 1971.
- Barrel Xavier i Altet in Belgique et Grand-Duché de Luxembourg romane; Editions Zodique, "la Nuit des Temps 71"; Abbaye Sainte-Marie de la Pierre-qui-Vire 1979.

Bijlagen.

zondag 24 februari 2019

Sankt Maria in Lyskirchen te Keulen (Nordrhein-Westfalen)

Sankt Maria in Lyskirchen 
te Keulen


Geschiedenis.
Volgens de legende werd de kerk gesticht door bisschop Maternus, begin 4de eeuw.  In 998 werd een Marienkapelle in privébezit en in de vorm van een eenvoudige hallenkerk voor het eerst in een document vermeld.  Waarschijnlijk betreft het dezelfde kerk van een burger Lisolvus of Lysolfus die in de omgeving, ten noorden van de kapel over een woning beschikte.  De naam "Lisolikyrken" ontwikkelde zich geleidelijk tot "Lyskirchen".
In 1067 werd door bisschop Anno II de kerk als parochiekerk opgenomen, bediend door kanunniken van Sint-Joris en verkreeg toen de naam van "Sankt Maria in Noithusen".  Daar de kerk in de onmiddellijke omgeving van de Rijn was gelegen en ten zuiden van de stadsmuur in 1106, werd deze kerk vooral bediend door schippers.  
In de 12de eeuw werd de kerk uitgebreid tot 3 beuken en rond 1135/42 werd het in een charter voor het eerst vermeld als "Ecclecia Lisolvi".  Met de stadsuitbreiding van 1106 kwam het vissersdorp "No(i)thusen" binnen de stadswallen en werd later Airsbach genoemd.  In de omgeving woonde de patriciërsfamilie Lyskirchen die als schenkers hebben bijgedragen voor de verdere uitbreiding van de kerk.  Het begin van de bouw in zijn huidige vorm dateert van 1198/1200.  Door de voortdurende bedreiging van overstroming werd de kerk opgehoogd.
Rond 1225 was de kerk in haar huidige vorm voltooid met een licht onregelmatige plattegrond volgens het plan van Sankt Kunibert en Sankt Severin met een oostbouw bestaande uit 2 torens met een tussenliggende apsis, in de richting van de Rijn.  Bij gebrek aan de nodige fondsen werd enkel de noordelijke toren afgewerkt.  De crypte van de vorige kerk werd vervangen door een nieuwe die zich beperkte tot de ruimte onder het vierkante koor en apsis.
Rond 1520/30 werden de ramen van het oksaal, met uitzondering van deze van de galerij, vervangen door spitsboogvensters met opvulling.  Bovendien werd een westbouw aangebracht die de 3 beuken integreerde.  In 1528 werd de naam Sankt Maria in Lyskirchen voor het eerst gebruikt.
Tussen 1658 en 1662 onderging de kerk een uitgebreide reconstructie van het interieur waarbij de apsis werd afgebroken en de bogen, paneelfriezen en dwerggalerij vervangen werden door ramen met opvulling.  De gewelven van het koor en de apsis werden verwijderd en hun hoogte aangepast en gelijkgesteld aan deze van het schip.  De apsis verkreeg een polygonale vorm.
In 1663/65 werd een barok hoogaltaar aan het koor toegevoegd waarvan de beelden van de heilige Martinus en Maternus bewaard zijn gebleven. De romaanse ramen van de galerijen werden in 1697 vernieuwd als rondboogvensters.  De kerktoren ontving een koepeldak welk in de 19de eeuw vervangen werd door een spitse toren.





Met de overstroming van 1784 werd door het water en het ijs, een deel van de kerkinrichting vernield zodat er een nieuw hoogaltaar gebouwd werd.  Toen het klooster van Sankt Georg geseculariseerd werd, wijzigde de kerk zich tot een parochiekerk.  Vanaf 1850 werd de kerk beschermd monument omwille van de stijgende renovatiebehoeften.  In 1860 verkreeg de kerk een nieuw hoogaltaar en de apsisramen werden in 1865 met glasramen verrijkt en werd in de koorkapellen altaren geplaatst.  Van 1868 tot 1876 vond een uitgebreide restauratie plaats.  Met de restauratie van het interieur  werden de 13de eeuwse gewelfbeschilderingen ontdekt en in 1879 gerestaureerd.  In 1934 vond een nieuwe restauratie van de middeleeuwse fresco's plaats waarbij de beschildering van de 19de eeuw verwijderd werd. 




Met de luchtaanvallen van 1942/43 werden de daken vernield behalve deze van de toren.  Echter bleven de gewelven met de fresco's intact.  Een wederopbouw volgde in 1947 tot 1962.  In 1972/77 volgde een nieuwe restauratie van de gewelven.  Van 1982 tot 1989 werd de kerk bepleisterd volgens de originele romaanse traditie in roos, grijs en wit.
















Bijlagen.