Zoeken in deze blog

zaterdag 6 januari 2024

Collégiale Saint-Victor et Sainte-Couronne te Ennezat (Puy-de-Dôme 63)

 Collégiale Saint-Victor et Sainte-Couronne 

te Ennezat









Geschiedenis.
Het is onder het pontificaat van Alexander II dat te Ennezat een kapittel van 12 kanunniken werd gesticht ter ere van de heilige Victor en Couronne, Syrische materalen uit de eerste eeuwen.  
De stichter was Guillaume VI, graaf van Poitiers, hertog van Aquitanië die van zijn voorvaderen een uitgestrekt domein te Ennezat met een hof, bezat.  De stichtingscharter werd een eeuw later bevestigd door Hendrik II, koning van Engeland.  Het is aannemelijk te denken dat de constructie van de kerk volgde op de stichting van het kapittel.  Hiervan is een deel bewaard gebleven daar reeds in de 13de eeuw verschillende wijzigingen aan de romaanse kerk werden aangebracht om te beantwoorden aan de demografische toename.
Het oorspronkelijk klokkentoren-portaal werd gewijzigd in een narthex.  Men voegde een tweede zijbeuk toe aan de zuidzijde, die in de 19de eeuw werd afgebroken.  Het romaanse kooreinde verdween voor een uitgestrekte gotische constructie dat waarschijnlijk werd onderbroken daar pas 2 eeuwen later de werden afgerond waren.  Het geldgebrek van het kapittel heeft allicht het romaanse schip gered. 

Plan

Beschrijving.
De 4 traveeën van het schip dat niet breder is dan 3m74, bezit een lengte van 18m. De hoge muren die het schip begrenzen zijn over 2 niveaus verdeeld door de grote boogreeksen en de bogen van de tribunes.  Er bevinden zich geen lijsten of uitsteeksels van het ene tot het andere uiteinde van het schip.  De muren lopen recht naar omhoog tot aan de aanvang van het gewelf, gaan door in het gewelf en buigen af in een glad tongewelf.  Er bestaat geen betere manier om de eenheid en het monumentale uiterlijk te verzekeren.  De geleding van het schip in traveeën wordt daardoor benadrukt door aangezette zuilen of gordelbogen.  Het resultaat van deze verhoudingen zijn dat de grote boogreeksen zowel muur als gewelf, de muur van het schip en het hoofdgewelf van de zijbeuken zijn.  De sluitstenen zijn strikt ingewerkt in het metselwerk.  Het schip is naakt en de enige bron van verlichting wordt verzorgd door de zijbeuken.  De pijlers met hun 2 aangezette zuilen en kapitelen zijn een eenvoudige structuur dat in het merendeel van de kerken in de Limagne voorkomt.  Het tongewelf van het schip halen hun steun via de halve tongewelven van de tribiunes.  In Ennezat vindt men het oudste voorbeeld in de Auvergne van dit procédé dat men trouwens roman-auvergnat noemde.  De tribunes die bescheiden verlicht zijn door de kleine vensters, openen zich op het schip door de paarsgewijze rondbogen.  De gordelbogen van de tribunes zijn uitzonderlijk in een kwart gewelf zoals bij de gewelven van Saint-Etienne van Nevers.  De zijbeuken zijn overwelfd met graatgewelven. 











Het transept groepeert zich met een kruising dat iets langer dan breed is waarbij de bogen, de diafragmabogen dragen, opengewerkt met rondbogen.  Hoger bevindt zich een koepel op trompen.  Aan weerszijden van de koepel en op dezelfde hoogte bevinden zich de kwartbogen van de zijbeuken en op een onderste niveau zijn de kruisbeuken overwelfd met een tongewelf. Op de eindmuur van deze transeptarmen bevindt zich een drielicht wat kenmerkend is voor dit type van kerken met in het midden een drievoudige mijterboog. 












Het vroegere koor had een kooromgang en de kruisbeuken absidiolen.  Hiervan getuigen nog hun openingen op het transept.









De kapitelen van de pijlers van het schip zijn over het algemeen versierd met heel eenvoudige waterplanten.  Deze soberheid verbaast daar zij niet eigen is aan Ennezat.  Men heeft hetzelfde deel aangenomen te Saint-Nectaire.  Het is in de nabijheid van het transept dat de kapitelen het meest bewerkt zijn hetzij met personages, hetzij met gebladerte.  Zoals bij tal van kerken in de regio vindt men sirenes, griffoenen die uit een kelk drinken, tov elkaar gestelde vogels in het gebladerte en mensen die zich vasthouden aan de takken van een gestileerde boom, terug.

Sirenes

Sirenes

Personages die zich vasthouden aan takken van gestileerde bomen

Personages die zich vasthouden aan takken van gestileerde bomen

Tov elkaar gestelde vogels

Grifoenen die uit een beker drinken

Grifoenen die uit een beker drinken














Een gekend kapiteel bootst een wijd verbreid thema in de Auvergne na, namelijk de straf van de gierigaard.  Men beeldt een duivel uit in zijn ijdele naaktheid van de verdoemden na.  Twee gevleugeld demonen met piekende haren, een lendendoek van beestigheid houden hem vast aan armen en benen.  Aan zijn hals hangt een lederen beurs waar hij zijn goud bewaart.  Tussen zijn benen op de grond een pot met een handvat, symbool van zijn schat; "MUNERA DIVE".  De laatste letters zijn onleesbaar. Een lange banier wappert voor de personages uit, uitgevouwen door een kleine demon terwijl een andere gezeten op een tamboerijn, het schrijven van de wraakzuchtige tekst afmaakt.  Boven hem, opgehangen aan een riem, hangt de hoorn waar hij zijn inkt in doet.  Men leest; "Met de gierigheid is het voor mij dat je gewerkt hebt".  In deze heldere, goed samengesteld scene zijn demonen en verdoemden van een vreedzaamheid, prozaïsch in de romaanse beeldhouwkunst in de Auvergne.  De beeldhouwer zoekt vooral om begrepen te worden. 





De pseudo-narthex is diepgaand gewijzigd tijdens de 2 hernemingen in de 13de en 14de eeuw.  In zijn huidige staat bezit het gelijkvloers niets van het romaans.  Men bemerkt er pijlers in steen van Volvic met basissen van klauwen en friezen van gebladerte uit de beginjaren van de gotische periode, gewelven met een droog ontwerp, pseudo-romaanse vensters uit de 19de eeuw uitgezonderd het zuidelijke venster.  De kleine romaanse vensters zijn in het noorden en zuiden dichtgemaakt. 
De bewaarde verdieping was oorspronkelijk niet de tribune van een narthex maar de verdieping van een klokkentoren-portaal.  In al de kerken met een narthex in de Auvergne is de verdieping lager dan deze van de tribunes.  In Ennezat staat hij hiermee in verbinding.  Hij is zelfs hoger.  Rond 1180-1200 stelde de bevolking van Ennezat voor dat het dringend was om de kerk te vergroten.  Men ging de grote boogreeksen op het gelijkvloers dichten die zich openden op de buitenzijde.  Men verving de ingang die zich op het schip opende door 2 doorgangen naar de zijbeuken.  Getuigen van deze oorspronkelijke samenstelling zijn makkelijk te herkennen.  Zowel in het noorden als in het zuiden bemerkt men de oorspronkelijke bogen met hun steunen en hun imposten.  De opvulling van het metselwerk versierd de sluitsteen.








Wat betreft de westelijke klokkentoren die boven dit alles stond, bestond deze nog in de tijd van Mérimée die hem in 1838 nog zag.  Weinig later na zijn bezoek werd hij vernield.  Deze oude structuur bestond vroeger eveneens te Mozat en te Ris.

Bronnen.
- Bernard Craplet in "Auvergne romane"; Editions Zodiaque 'la Nuit des Temps 2'; Abbaye Sainte-Marie de la Pierre-qui-Vire 1992.
- Bruno Phalip in "Auvergne romane"; Editions Faton; Dijon 2013.
- Noël Graveline in "Trésors de l'Auvegne romane"; Editions Debaisieux; Beaumont 2013.
- Christiane Keller en Patrick Cloux in "Présences romanes en Auvergne, Bourbonnais , Vélay; Editions Lucien Souny; Saint-Paul 2006.





Bijlagen.
-https://www.google.com/maps/d/u/0/viewer?msa=0&ll=45.95595792644022%2C3.1173701874999704&spn=1.539055%2C2.469177&mid=1HFNS4dxLtzZGoFsZwt-0fFH6I7k&z=11