Zoeken in deze blog

zaterdag 19 mei 2018

Église de la Nativité-de-la-Sainte-Vierge te Fouchères (aube 10)

Église de la Nativité-de-la-Sainte-Vierge 
te Fouchères

Beschrijving.
Het dorp gaat minstens terug tot de Galloromeinse periode.  Een Romeinse weg liep langs de linkeroever van de Seine en fragmenten van dakpannen, potscherven en andere voorwerpen, werden er ontdekt en vermoeden reeds een vroege bewoning.
Een charter van het einde van de 11de eeuw verhaalt de schenking van de kerk aan de abdij van Molesmes door Hugues de Vendouvre, zoon van Thibaut I, graaf van de Champagne.  Molesmes vestigde er een priorij waarvan restanten nog bestaan in een naburige boerderij.  De traditie verhaalt dat de stichter Saint-Robert was wat voor waarheid moet aangenomen worden.  De priorij werd aldus priorij- als parochiekerk.  Men kan er twee goed te onderscheiden delen terugvinden.  Het schip en zijn zijbeuk welke Romaans zijn; het transept, het koor en de apsis zijn Gotisch van de 12de eeuw.  Merkwaardig is ook het klokkentorentje dat is toegevoegd op de plaats van de vroegere Romaanse toren, het verschil onderlijnt het niveau van de daken van de twee gedeelten van het gebouw.
Het portaal beschermd door een portaaltje met afdak, is in rondboog met daarop een archivolt, eveneens in rondboog dat door twee half ingemetselde zuiltjes wordt ondersteund.  Zijn eenvoud roept geen enkele bemerking op, doch de kapitelen trekken wel de aandacht.  Deze van rechts stelt onder drie rijen staafvormige kanteelversiering, twee zwaar uitgehouwen en beschadigde personages op, ondersteunend het dekstuk met het hoofd naar beneden en de benen in de lucht.  Aan iedere zijde bemerkt men gebladerte op in de vorm van palmbladeren.  Links schijnt het centrale personage een abt te zijn, een kruis vasthoudend en biddend.  Aan iedere zijde twee personages waarvan de eerste naakt is en naar de muur gekeerd, de andere heeft het lichaam bedekt met een palmblad.  Men meldt dat deze scene een mirakel van Sint-Bernardus verhaalt, deze te Fouchères voorbijkomend, in de loop van één van zijn reizen in 1150.  De kroniek van Geoffroy citeert het feit maar het is moeilijk of dit beeldhouwwerk het ook nabootst vooral omdat men zich kan afvragen of deze niet achteraf van hem is !




Het Romaanse schip is heel kort met twee traveeën.  Het is niet overwelfd net zoals de zijbeuk die het in het noorden ondersteund.  De enorme massa van de pijlers van de grote bogen waarvan er één in rondboog is, tonen aan dat het hier een rustieke constructie betreft.  De volgende travee was deze die de toren ondersteunde.  De oorspronkelijke kerk moest zich daar  beëindigen.  De monniken die ze veel te klein bevonden, vergrootten deze en voegden aan de apsis twee traveeën toe met twee zijbeuken.  De pijlers met colonnetten, de kapitelen met krullen, de gebroken bogen en de ribgewelven dateren van bij het begin van de Gotische periode.





Het centrale gedeelte wordt verlicht door de vensters met lancetten waarvan de ene gesitueerd tussen het mausoleum van Elion d'Armencourt, prior van Fouchères, veranderd is geweest en een mooi glasraam van de 16de eeuw omsluit.
De apsis is vierkant en overwelfd met kruisribben.  Zijn vlak kooreinde is doorbroken met een driehoek met bovenaan een oculus.  Buitenaan zijn de drie bogen van de driehoek versierd met colonnetten met kapitelen met krullen.


Bron.
- Andre Marchal in Champagne romane; Editions Zodiaque, "la Nuit des Temps 55"; Abbaye Sainte-Marie de la Pierre-qui-Vire 1981.

Bijlagen.

Geen opmerkingen: