Zoeken in deze blog

dinsdag 24 april 2018

Eglise Notre-Dame te Bruyères-et-Montbérault (Aisne 02)

Eglise Notre-Dame
te Bruyères-et-Montbérault

Geschiedenis.

Bruyères was reeds een heel oude lokaliteit.  Zo zou er reeds een kapel gesticht zijn in de 7de eeuw.  Het dorp hing af van het koninklijk domein en in de 12de eeuw ontvingen de bewoners voor hun trouw een charter van vrijstelling.  Het was dus een klein versterkt dorp.
In 1357 gingen ze zich sterker opstellen door een omwalling in steen waarvan men door een ontwerp van de 16de eeuw een mooi beeld krijgt van het toenmalige dorp.  De klokkentoren van de kerk deed eveneens dienst als donjon. 
Als hoofdplaats van een dekenij was de kerk ook het centrum van een bedevaart.  Het dorp was rijk en leefde van de wijncultuur, het bleken van laken, zij bezat molens en een leerlooierij.  Zodoende was het dorp eigenlijk meer uitgegroeid tot een kleine stad ipv een dorp.  De belangrijkheid van het dorp vertaalde zich dus ook in de bijzonderheid van de kerk.

In de 11de eeuw werd deze kerk trouwens vernieuwd en werd ingewijd door Elinand, bisschop van Laôn.  De oudste gedeelten van het hedendaagse monument vindt men terug in het oosten.

Beschrijving.
De kerk stelt zich samen uit een lang schip van 4 traveeën, geflankeerd met eenvoudige collateralen, een ingangsportaal met 3 zuilen aan beide zijden en kraagstenen.  Men kan de kerk eveneens binnentreden langs 2 zijdelingse portaals aangelegd in de laatste travee van de collateralen.  Naar het oosten toe is zij homogener van samenstelling met een Romaans transept overwelfd met ribben, een rechte koortravee, eveneens overwelfd met ribben en verder de koorapsis overdekt met een halfkoepel en twee oostelijke kapellen ingericht in de absidiolen met dezelfde verhoudingen als het koor.
De klokkentoren staat bovenop de Romaanse kruising en men heeft toegang tot de klokkentoren op zijn bovenste niveau via een vierkant torentje aanpalend aan zijn westelijke gevel.



De kruising opent zich op het koor door een grote gebroken boog, gemoluurd met voetringen en hollijsten versierd met kleine bloemen, en rust op een bundel van 3 colonnetten.  Een onregelmatig langwerpig gewelf opent de rechte travee.  Zijn ribben met 3 staven rusten op 3 colonnetten waarvan de kapitelen zijn versierd met gebladerte of een gehistoriseerd decor.  Deze travee wordt verlicht door 2 rondboogvensters.  Zoals ze aan de binnenzijde voorzien zijn van versiering, zijn ze aan de buitenzijde versierd waarbij hun colonnetten de staven ontvangen van de omkaderingsboog versierd met maskers, rosassen en bloemetjes.  De groepen van  3 colonnetten vormen er de steunberen van de 3 apsissen en hun kapitelen stellen draakvissen, sirenes, leeuwen en viervoeters voor.  Bovenaan loopt een dubbele dakrand versierd met plantenmotieven, fabelachtige dieren, maskers met gedraaide naakte personages.








De travee voorafgaand aan het koor is begrensd met 4 zware pijlers.  De noordelijke kruisbeuk komt overeen met de basis van de klokkentoren die vandaag als sacristie dienst doet.  Aan de buitenzijde is de klokkentoren ondersteund door de steunberen die aan de hoeken geplaatst zijn.  Deze steunberen verheffen zich in één enkel ontwerp tot aan de basis van de bovenste verdieping.  De zijden van de deze verdieping zijn opengewerkt door 2 bogen omkaderd met een cilinder, met 2 voetringen en met een schuin afgewerkte rij  dat terugvalt op 3 half in de muur geplaatste zuiltjes in de tussenliggende pijler en één enkel in de muur geplaatst zuiltje in de zijdelingse voetmuren.  Een paviljoendak overdekt deze toren en vervangt een spits die in 1793 werd verwijderd.




De gewelven van de zuidelijke kruisbeuk zijn modern.  Zij wordt beëindigd door een absidiool en verlicht door 3 rondboogvensters.
Het schip hield aanvankelijk 6 traveeën in maar zij heeft sedert de 12de eeuw heel wat veranderingen ondergaan.  Reeds in de 13de eeuw heeft men naar het oosten toe 2 zijdelingse kapellen aangebracht en aan de noordelijke zijde heeft men één pijler op twee laten verdwijnen om in de plaats 2 andere kapellen te ontwerpen.  De samenhang van het schip is eenvoudig.  Zijn pijlers zijn kruisvormig met een dubbel uitsprong aan de zijde van de collaterale om de diafragmaboog te ontvangen.  De grote bogen zijn gebroken en bovenaan worden zij doorbroken door de hoge rondboogvensters.
De westelijke gevel is vastgezet door 4 steunberen en in het midden opent zich een ingangsportaal getrokken in een gebroken rondboog waarbij de 6 colonnetten van de uitsprongen overeenkomen met de voetringen van de booggordels en met een gemoluurde rij doorbroken met kubische holtes.  De staafvormige kanteelversiering, de maskers van de modillons van de dakrand van het schip bevestigen het meer recentere karakter van dit gedeelte.





Bronnen.
Jacques Thiébaut in Nord Roman; Editions Zodiaque, "la Nuit des Temps 76"; Abbaye Sainte-Marie de la Pierre-qui-Vire 1988.

Bijlagen.

Geen opmerkingen: