Zoeken in deze blog

woensdag 2 mei 2018

Eglise Notre-Dame te Trucy (Aisne 02)

Eglise Notre-Dame
te Trucy

Beschrijving.
De kerk van Trucy is een constructie van de 12de eeuw dat een schip met 4 traveeën inhoudt, alsook een vals transept met lage kruisbeuken waarop 2 kapellen zijn geënt, en een koor samengesteld uit een rechte travee met een halfronde apsis.
Het gebouw heeft echter veranderingen ondergaan in 1720 waarbij de muren van het koor opgehoogd zijn.  Deze zijn verdwenen en de apsis heeft haar oorspronkelijke vorm teruggekregen.  De klokkentoren bevindt zich aan de zuidelijke zijde van het schip en de indruk weergeeft van een kruising.  Deze klokkentoren is van een meer bescheiden aard met afdak.
De pijlers van het schip zijn eenvoudige, rechthoekige massieven die enkel een pijler bezit aan de zijde van de zijbeuk.  De terugvallen laten zich op 3 imposten gelden, versierd met palmetten aan de 3de noordelijke pijler; met strepen aan de 1ste noordelijke pijler; met geplooide lintvormige versieringen aan de 2de zuidelijke pijler; of met grote bloemen van 4 bladen in een rechthoek ingeschreven aan de 2de pijler in het noorden.  Bij de grote rondbogen is hun cilinder weinig inspringend in overeenkomst met de dikte van de muur.  De hoogte van de vlakke gootmuren zijn aan iedere zijde doorbroken met 4 rondboogvensters.  Een plafond in hout overdekt de hoofdbeuk.  De zijbeuken zijn verdeeld in traveeën door de diafragmabogen die rusten op de pijlers en op de half in de muur aangebrachte zuilen aan de buitenste muren.  De helling van het dak rust direct op het hellend vlak van de bogen volgens een geregeld hernomen techniek in deze regio.
De diafragmaboog verdeelt de pseudo-kruising die eveneens rusten op de eenvoudige imposten.  Deze zijn versierd met muziekinstrumenten waarvan de snaarinstrumenten verlengd zijn.  De muzikant wordt er enkel weergegeven door een gezicht en een hand.
Daar de kruisbeuken niet tot de hoogte van de centrale travee reiken, is deze verlicht aan zijn zijden door 2 kleine rondboogvensters.  Aan de beide armen ontvangen zij het licht langs een venster in de westelijke muur doorbroken.
De apsis is overwelfd met een halfkoepel en wordt verlicht langs 3 rondbogen.  Het geheel is versierd met rechthoekige nissen begrensd met zuiltjes die steunen op een kroonwerk.  De rechte travee is overdekt met een tongewelf.  De absidiolen zijn op dezelfde manier voorzien maar worden enkel verlicht langs 1 rondboog, voorzien van een lage boogreeks.
Aan de buitenzijde is het portaal van de westelijke gevel omgord met 2 boogringen in rondboog.  Deze zijn rijkelijk versierd met palmetten, vegetarische of geometrische motieven en andere onderwerpen.  Het timpaan is versierd met maatstenen. 









De hoofdingang is vastgelegd aan de 2de travee van de zuidelijke zijbeuk.  Zijn boogring is versierd met strepen, met palmetten en gevarieerde motieven waarvan enkele hergebruikt zijn.  Dit kleine portaal is getooid met kapitelen versierd met gebladerte en een snoet.





De apsis wordt aan de grondmuur versiert met zuiltjes.  Deze was aanvankelijk opgehoogd geweest in 1720 maar de restauratie na WO I heeft zijn oorspronkelijke samenstellingen hersteld.  Op het niveau van de grondmuur zijn de steunberen rechthoekig maar bovenaan vormt een band die loopt op het niveau van de vensterdrempels, een decoratieve rij.  Deze wijzigen zich in bundels van 3 zuiltjes waarvan de kapitelen zich steunen op een brede kroonlijst.  De gootklos met mijterbogen rust op de modillons en bovenaan loopt een fries versierd met monsters en palmetten of een rankversiering.  Deze mijterbogen vindt men eveneens terug in de kapel van de Tempeliers te Laôn, aan het schip van Vaux-sous-Laôn, te Presles en Montchâlons. 











Het hellend vlak van de puntgevel van de zuidelijke kruisbeuk zijn versierd met vlakke driehoeken.  Aan de binnenzijde van de kerk bewaart men nog enkele restanten van de gevelversiering van de gootklos.



 
Een polygonaal torentje staat op de 1ste travee va, de noordelijke zijbeuk aan de hoek gevormd door de gootklos van de muur en de gevel.  De zijbeuken zijn nu overdekt met eterniet, de rest van de overdekking is gedaan met kleine pannen uitgezonderd de klokkentoren in leisteen.




Ondanks de strengheid van de structuur en het ruwe karakter van enkele kapitelen, kan men deze kerk dateren van de 1ste helft van de 12de eeuw.  De apsis en het decor van de westelijke gevel zijn kenmerkend voor het einde van de opbouw.  
Het gebouw werd in de loop van WO I grotendeels vernield en is sterk gerestaureerd geweest in de daaropvolgende jaren door architect Trouvelot, hoofdarchitect van de dienst Historische Monumenten.

Bron.
- Raymond Oursel in Nord Roman; Editions Zodiaque, "La Nuit des Temps 76"; Abbaye Sainte-Marie de la Pierre-qui-Vire 1988.

Bijlagen.

Geen opmerkingen: