Zoeken in deze blog

vrijdag 6 november 2020

Eglise Saint-Béat te Épône (Yvelines 78)

Eglise Saint-Béat 
te Épône

Geschiedenis.
Saint-Béat te Épône verheft zich op de linker oever van de Seine, ongeveer tov Juziers, aan de achterkant van de vallei van de Mauldre, op enkele km van zijn samenvloeiing met de Seine.
Een kerk op deze site werd reeds vermeld in 982, naar een kopie van het cartularium van Notre-Dame van Parijs.  In 1055 heeft de bisschop van Chartres, het diocees waartoe de parochie zich bevond, aan het kapittel van de kathedraal van Parijs, het recht om er de priester aan te stellen, geschonken.
De huidige kerk schijnt opgericht geweest te zijn rond het midden van de 12de eeuw.  Het rechthoekige koor moet in de 13de eeuw hernomen zijn.  In de 16de eeuw is een rechthoekige kapel toegevoegd ten zuiden van het schip. 
In het midden van de 19de eeuw zijn grote werken uitgevoerd.  De vensters van het schip zijn toen vergroot geweest.  De kapel die zich opent ten noorden van deze en het koor zijn gereconstrueerd.  Een portaal werd opgericht voor de noordelijke portaal en een sacristie werd uitgewerkt ten zuiden van het koor.  Ook de spits van de klokkentoren werd herwerkt.

Beschrijving.
De kerk heeft zijn heel eenvoudig voorkomen behouden.  Het schip tekent zich af tussen de zijkapellen en het koor verlengt zich zonder onderbreking door een transept.
Aan de westelijke gevel opent zich een portaal in rondboog, getooid met een fronton.  Twee colonnetten versieren elk de stijlen en dragen 2 booglijsten afgezet met voetlijsten.





Een ander portaal geeft in het noorden uit op het schip, onder een recent aangebracht portiek.  Zoals bij deze aan de gevel, schijnt deze eveneens te dateren van het midden van de 12de eeuw, eveneens in rondboog en zonder timpaan.  De stijlen en de binnenste archivolt zijn afgezet men een doorlopende schuine afwerking.  De sluitstenen van deze archivolt zijn gebeeldhouwd met grote bloemen met talrijke bladen.  Twee andere uitstekende archivolten omringen de ingang en rusten op zijdelingse colonnetten.  De eerste is van lijstwerk voorzien met 2 rijen van gebroken staven waarbij de ene een torisch profiel bezit, de andere is versterkt door de insnijdingen.  De 2de is uitgehold met een diepe hollijst en afgezet met een voetring.  Deze is omlijnd door een rij van diamantpunten.  De zijdelingse zuilen hebben een hoge basis, geprofileerd met een hollijst tussen 2 voetringen, en met kapitelen waarbij de dekstukken een doorlopende aanzet vormen.  De afgeronde kapiteellichamen zijn gebeeldhouwd met brede bladeren en palmetten samengesteld in boven elkaar gestelde kraagjes. 











Aan het uiterste noorden van het schip verheft zich de klokkentoren.  Zijn vierkante sokkel voegt zich samen met het koor.  Hij is samengesteld uit 2 verdiepingen.  De 1ste is achthoekig en wordt aan de hoeken gecorrigeerd door 4 kegelvormige klokkentorentjes.  Een dunne colonnet is in iedere hoek ingewerkt.  Acht rondbogen, begrensd met colonnetten, zijn aan de zijden doorbroken.  De gootklossen met gebeeldhouwde modillons van maskers scheiden de verdiepingen.  Alhoewel de spits recenter is, schijnt het algemene voorkomen overeenkomstig te zijn met de oorspronkelijke constructie en verraadt de invloed van Notre-Dame van Poissy.








Het éénbeukige schip is nooit overwelfd geweest.  Deze is in de 16de eeuw overdekt met een mooie lambrisering.  De rondboogvensters zijn vergroot geweest.
Langs de noordelijke kapel van de 19de eeuw, betreedt men dwars door een gebroken boogreeks, het binnenste niveau van de klokkentoren.  Deze is overdekt met een gerestaureerd ribgewelf.  Een kleine rondboog verlicht dit gedeelte.  Hier tegenover is een ingang doorbroken van de toegangstrap naar de bovenste verdiepingen.  Het is waarschijnlijk het oudste restant van de kerk, waarschijnlijk van een gebouw van de 11de eeuw.  De 2 stijlen van de ingang houden geen enkel decor in maar het linteel is onderlijnd met een kabelmotief in reliëf dat zich verderzet in een gecentreerde boog en een timpaan omsluit, gevormd met ruitvormige motieven.  Een archivolt, gezet op de gladde uiteinden van het linteel, omringd het kabelmotief en het timpaan.  Deze is van lijstwerk voorzien met 3 voetringen gescheiden door hollijsten, en is omringd door een uitstekende band.  Deze doet denken aan de contacten met de streek van Beauvais terwijl het noordelijke portaal eerder de banden met Normandië aanduidt.






Bron.
- Anne Prache in Île-de-France romane; Editions de Zodiaque, "la Nuit des Temps 60"; Abbaye Sainte-Marie de la Pierre-qui-Vire 1983.

Bijlagen.

Geen opmerkingen: