Zoeken in deze blog

zaterdag 26 september 2020

Eglise Saint-Cybard te Rivières (Charente 16)

 Eglise Saint-Cybard 

te Rivières


Geschiedenis.
Rond 1090 werd de kerk geschonken aan de priorij Saint-Florent van La Rochefoucauld, die afhing van Saint-Florent van Saumur, door Adémar, bisschop van Angoulême.  Deze schenking werd in 1114 bevestigd door Gérard, bisschop van Angoulême.  In 1266 ging zij over naar het kapittel van La Rochefoucauld.
In 1865 werd de kerk gerestaureerd en overwelfd met baksteen.  Op 29 november 1948 werd zij ingeschreven op de bijkomende lijst van de Inventaris van historische monumenten.
Het dak werd bij het begin van 1977 herdaan.  In het jaar 2000 werd zijn gevel schoongemaakt en zijn binnenzijde opnieuw opgevoegd.

Beschrijving.
Opgericht in breuksteen en middelmatig metselverband is deze kerk samengesteld met een doorlopend schip, zonder steunberen, met een kruising en een noordelijke transeptarm verlengd met een absidiool, en een vierkant gotisch koor.
Een gewelf van baksteen overwelft het schip.  De kruising is begrensd door 4 zware pijlers.  Zij ondersteunen de licht gebroken bogen met dubbele gording.  De kruising is overwelfd met een koepel op trompen.




Aan de buitenzijde bemerkt men dat de gevel en de eerste twee meter van het schip in de 15de eeuw gereconstrueerd zijn.  De noordelijke transeptarm is in de 16de en 17de eeuw doorbroken met een ingang aan zijn onderste gedeelte.







De omlijsting van het dak van de absidiool loopt iets schuiner dan oorspronkelijk wat men nog kan zien aan zijn profiel op de oostelijke muur van de noordelijke transeptarm.  Aan de zuidelijk zijde bevindt zich aan de overgang tussen het schip en de kruising, de traptoren die naar de klokkentoren leidt, die zich op de kruising staat.  Deze bestaat enkel uit een onversierde verdieping met hierboven de pijlers die het dak ondersteunen.  Op de toren ziet men de afbraaksporen alsook de schuine sporen van een dat wat aanduidt dat er zich in het zuiden eveneens een transeptarm bevond.  Een grote dichtgestopte boog, uitgewerkt in de muur die de kruising afsluit, maakte de doorgang mogelijk tussen de kruising en de zuidelijke transeptarm.




 
Het gotische kooreinde is opgericht tegen het transept en is nauw verbonden met de aanzetten van de noordelijke transeptarm.



Deze kerk heeft een groot gedeelte van zijn schip uit de 11de eeuw bewaard en wordt verlicht door de hoge vensters, en is uitgebreid met een transept van begin 12de eeuw waarvan de kruising is overdekt met een koepel.  De restanten van opgevuld metselwerk, vermoeden een kruising van de 11de eeuw maar de noordelijke transeptarm en zijn absidiool dateren van de eerste helft van de 12de eeuw.  Het kooreinde en de gevel zijn gotische toevoegingen.







Aan de binnenzijde bekroont een vluchtig gemaakt en onafgewerkt dekstuk het kapiteel ten zuiden van de ingang aan de kruising terwijl in de noordelijke transeptarm 4 kleinere kapitelen sober versierd zijn met gladde bolvormige versieringen aan de hoeken van hun kapiteellichaam.  De gladde kapitelen van de kruising zijn samengesteld uit 2 registers die nu onversierd zijn maar aanvankelijk waren voorbestemd om beschilderd te worden.





Aan de buitenzijde versieren enkele modillons gebeeldhouwd met acrobaten en gezichten van monsters de hoogste gedeelten van de noordelijke absidiool en de transeptarm.  Vier versierde kapitelen met vegetarische motieven of in elkaar verstrengelde leeuwen kenmerken de steunzuilen van de noordelijke absidiool.






Bron.
- Sylvie Ternet in "Les églises romanes d'Angoumois"; Editions Le Croît vif; Paris 2006.

Bijlagen.

Geen opmerkingen: