Eglise Saint-Hilaire
te Beaumont
Geschiedenis.
De parochiekerk Saint-Hilaire viel tijdens het Ancien Régime onder het kapittel van Brioude dat de priester benoemde. Ze bekroont de heuvel waarvan de flanken door het dorp worden ingenomen. Het schip dateert mogelijk gedeeltelijk van voor het halfronde kooreinde. In de Gotische periode werden er kapellen aan toegevoegd; 2 aan de noordzijde en 1 aan de zuidzijde. De klokkentoren boven de hoofdbeuk van het schip werd in 1875 gebouwd. Daarvoor was er een plan om de westgevel te verfraaien met een open portiek dat in 1899 werd afgewezen.
De begraafplaats die oorspronkelijk rond de kerk lag, werd in 1879 verlaten en in 1899 ontruimd. In 1930 daagde de burgemeester, pastoor Roux voor de rechter wegens de vernieling van de preekstoel die in 1905 was aangebracht. In 1984 werden de glasramen gerestaureerd.
In 1995 werden uiteindelijk ingrijpende restauratiewerken uitgevoerd onder leiding van architect Vincent Besançon uit Brioudek ruwbouw buiten en dakconstructie met een dakbedekking. De binnenzijde bleef echter ongemoeid niettegenstaande de talrijke scheuren in het metselwerk, in het metselwerk tussen de kruisribben en sterk aangetaste pleisterlagen.
Beschrijving.
De kerk is ideaal gelegen op het rotsplateau dat uitkijkt over het dorp en vanwaar men kan genieten van een prachtig panoramisch uitzicht. De buitenmuren, ondersteund door grote steunberen, worden gedomineerd door de kubusvormige klokkentoren boven het centrale gedeelte. De daken met kanaalpannen zijn allemaal hernieuwd.
De westelijke gevel is een eenvoudige puntgevel met alleen de ingang en hierboven een rondboogvenster. Het interessantste gedeelte aan de buitenzijde is de koorafsluiting gebouwd in middelgrote natuurstenen met een doorlopende band ter hoogte van de basis van de bogen en rondboogvensters die onderbroken wordt aan de bovenzijde. De apsis bezit 3 steunberen, een stenen kroonlijst met afschuining die het metselwerk bekroont en onderbroken door gaten waarvoor geen echte verklaring bestaat.
De binnenruimte van deze kerk is opmerkelijk door zijn indeling en verhoudingen. Dit komt met name door de indruk die wordt gegeven door de openingen tussen het schip, de kapellen en door de koepel op kleine trompen die de centrale travee overspant.
Het koor omvat de laatste travee van het schip en de apsis. Deze is 2 treden hoger en met een stenen bevloering net zoals bij de rest van de kerk. De eerste travee van het schip bezit een tongewelf. De zijmuren zijn voorzien van rondbogen; een gordelboog rustend op de aangezette zuilen met een attische basis scheidt de eerste 2 traveeën. De kapitelen van de zuilen zijn gebeeldhouwd aan de noordzijde met gebladerte, aan de zuidzijde met 3 hoofden waarvan het middelste een figuur voorstelt die op een panfluit speelt. De tweede travee die de klokkentoren draagt, wordt overdekt met een koepel op halfronde trompen. Aan de zuidzijde is een dichtgemetselde uitgang te zien. Deze travee wordt van de volgende gescheiden door een gordelboog die op de dekstukken van de pijlers rust. De derde, kortere travee maakt deel uit van het koor. Deze travee bezit een licht gebroken tongewelf en de zijkapellen openen zich op deze door de gebroken bogen met afschuining.
De apsis met halfkoepel wordt verlicht door 3 vensters met inspring die omkaderd worden door zuiltjes die een rondboog dragen. Het geheel rust op een 1,7 m hoog steunmuurtje met een uitstekende steun met afschuining. De kapitelen van de zuiltjes zijn voorzien van eenvoudig bladerwerk, de vierde van het noorden is versierd met hoofden aan de hoeken.
De zuidelijke kapel is vierkant en wordt verlicht door een Gotisch spitsboograam. Deze wordt overdekt door een kruisribgewelf dat rust op gebeeldhouwde voetstukken, in het noordoosten een dier met zwemvliezen of klauwen, ronde oren en een onherkenbaar gebroken hoofd; in het zuidoosten een aap; in het noordwesten en zuidwesten vormen de voetstukken een soort wolken of onbepaalde bloemknoppen. Op de bekleding van de muur aan de oostkant zijn sporen van bloemendecoraties te zien. De vierkante traveeën van de noordelijke kapellen, met kruisgewelven, worden van het schip en van elkaar gescheiden door afgeschuinde gordelbogen. De sluitstenen van de gewelven hebben de vorm van een schild, waarvan er één is versierd met lelies. Elke travee wordt aan de noordkant verlicht door een groot rondboogvenster.
Bron.
- Claude Sénac in "Eglises de Haute-Loire"; Editions Phil'Print et le Département de la Haute-Loire 2015.
Bijlagen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten