Eglise Saint-Roch
te Mareugheol
Beschrijving.
Na de bouw van de kerk van Saint-Mary-le-Gras op het graf van Mary, liet de heilige Austremoine de kerk van "Maroiols" bouwen. De "Vita" van de heilige Mary, een kluizenaar in de Haute-Auvergne, werd in de 11de eeuw geschreven.
De kerk valt onder Issoire naar haar eerste patroonheilige, aan het einde van de 11de of begin 12de eeuw, was Pierre.
De versterkte kerk bevindt zich binnen de muren van een bastide uit de 15de - 16de eeuw. Dit heeft het dorp binnenin de uitstraling van een vervallen stadje, omgeven door muren met daarboven een klokkentoren en enkele verspreide daken.
Het gebouw, ingeklemd tussen huizen met uiteenlopende gevels, bestaat uit een schip met 3 traveeën, een uitstekend transept en een koor met vlak kooreinde. Het geheel werd tot in de 19de eeuw verbouwd. Toch zijn de romaanse elementen nog steeds zichtbaar onder de pleisterlagen, het stucwerk en de verbouwingen.
Aan de buitenzijde zijn aan de zuidkant blinde bogen te zien in het schip waar zich het romaanse portaal bevindt, wel herbouwd in de 15de eeuw. Deze wordt overdekt met een boog waarvan het profiel van blasons van een antiek linteel imiteert en voorzien is van tandversiering. De kruising is verbouwd, net zoals de toren die vervolgens is verhoogd. Enkel de hoekverbindingen in arkozesteen zijn nog romaans. Tenslotte is de oostelijke muur uitgehold met een kapel die dienst doet als sacristie. Deze wordt gesteund door platte steunberen en een romaans rondboogvenster in het midden en dateert uit het einde van de 12de of begin van de volgende eeuw. De kroonlijsten vertonen modillons uit de 12de eeuw terwijl andere van een latere datum zijn. Ook de vlakke koorafsluiting is verbouwd ondanks een centraal romaans rondboogvenster.
Binnenin werd het schip gebroken tongewelf verbouwd in de 15de eeuw. In het noorden worden de eerste 2 traveeën begrensd door een zijbeuk uit de 19de eeuw terwijl het zuiden een privékapel bezit.
De kruising bewaart de romaanse kenmerken van een koepel op trompen, zuilen en geregeld gebroken bogen. Het koor heeft een gebroken tongewelf terwijl de transeptarmen een tongewelf bezitten. De oostelijke muren van de transeptarmen worden gestut door bogen die terugvallend rusten op imposten, restanten van de ingang van de oostelijke kapellen.
Dit gebouw uit het eerste kwart van de 12de eeuw werd aan het einde van deze eeuw voltooid. Vier kapitelen treft men hierbij aan. Het eerste kapiteel uit het eerste kwart van de 12de eeuw bevindt zich aan de oostkant van de noordelijke boog. Zijn kapiteellichaam is versierd met bladeren met dikke lobben die in reliëf zijn gegraveerd. In tegenstelling tot de andere, is deze ontworpen om te worden bevestigd en niet om te ondersteunen. Het tweede kapiteel aan de westelijke terugval van dezelfde boog kan nog twijfel oproepen. Zijn kapiteellichaam heeft een blad versiering die lijkt op deze van de eerste. Het derde kapiteel ontvangt de oostelijke terugval van de zuidelijke boog. Het beeldhouwwerk is zorgvuldig uitgevoerd en de vormgeving is gebaseerd op die van een Korinthisch kapiteel waarvan de reliëfs, het handboren en gravure verschillen. Dit hergebruik dateert uit het einde van de 11de eeuw, net als het laatste kapiteel dat er tov staat met afgeschuinde hoeken met gegraveerde platte bladeren, plantmotieven met in elkaar grijpende lobben, band met een triglief, doorboorde reliëfs, sterren, koordvormige stengels en abacus.
Bron.
- Bruno Phalip in "Auvergne romane"; Itinéraires romanes; Editions Faton; Dijon 2013.
Bijlagen.